Identiteitsvorming bij hoogbegaafde kinderen
Voor het Tijdschrift voor Orthopedagogiek schreef ik onderstaand artikel. De eerste editie van 2024 stond volledig in het teken van hoogbegaafdheid.
Een onderbelichte factor bij de ontwikkeling van talent
Samenvatting
De ontwikkeling van identiteit kan een behoorlijk complex proces zijn bij hoogbegaafde kinderen. Het dilemma tussen zich aanpassen aan de ander of de eigen leerbehoefte najagen speelt daarbij een grote rol. Door het vele aanpassen aan de ander is een hoogbegaafd kind minder goed in staat om zichzelf te ontdekken en zichzelf te zijn. Dit heeft grote impact op de ontwikkeling van een gezonde identiteit en de ontwikkeling van hun vaak unieke talenten. Een gezonde identiteitsontwikkeling zorgt daarentegen voor het opbouwen van een intern kompas, dat helpt bij het maken van keuzes en dat richting geeft aan het leven.
Inleiding: het gevaar van aanpassen
‘Puk is een stil en verlegen meisje dat al kon lezen voordat ze naar school ging. In de klas heeft ze moeite om zichzelf te uiten en past ze zich voortdurend aan om te voldoen aan de verwachtingen van haar leeftijdsgenoten. Hoewel ze buitengewoon begaafd is, voelt ze zich vaak geïsoleerd vanwege haar andere interesses en diepgaande manier van denken. Haar juf ziet wel dat Puk verlegen en stil is, maar heeft verder geen last van haar. Ze focust vooral op de drukke kinderen en diegenen waarvan ze denkt dat ze extra ondersteuning nodig hebben. Aansluiting met de klas heeft Puk niet echt, omdat ze vaak vreemde vragen stelt en eenvoudige opdrachten soms niet snapt. Dit leidt ertoe dat Puk zichzelf steeds meer inhoudt, bang om anders te zijn dan haar leeftijdsgenoten. Ze past zich aan door haar ware capaciteiten te verbergen en zich te conformeren aan het niveau van de klas. Hierdoor verliest ze langzaam haar zelfvertrouwen en is ze niet in staat om te ontdekken wie ze is en welke kwaliteiten ze heeft.’
Een voorbeeld zoals het verhaal van Puk staat helaas niet op zichzelf. Hoewel de wetenschap rondom hoogbegaafdheid zich steeds meer richt op talentontwikkeling en hoe deze kinderen hun potentieel kunnen ontwikkelen in en om de school, gaan de gesprekken in de praktijk ook vaak over onderwijs dat niet goed lijkt te passen voor hoogbegaafde kinderen. Zowel bij talentontwikkeling als bij passend onderwijs speelt de sociale, emotionele en psychologische ontwikkeling van kinderen een cruciale rol (Rinn, 2021). Denk hierbij aan onderwerpen zoals perfectionisme, motivatie, doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen en dergelijke. Een onderbelicht onderwerp bij hoogbegaafdheid, zowel in de wetenschap als in de praktijk, is de ontwikkeling van een gezonde identiteit. Echter, het ontwikkelen van identiteit is van wezenlijk belang bij het ontwikkelen van talent. Het is belangrijk om daarbij stil te staan. Lukt het een kind niet om de eigen identiteit te ontwikkelen, dan bestaat de kans dat het niet het positieve zelfbeeld ontwikkelt dat nodig is voor een gezonde psychologische ontwikkeling. Een gebrek aan juiste reflectie, aan ontwikkelingsgelijken waar een kind zich aan kan spiegelen, kan een belemmering vormen voor de ontwikkeling van identiteit. Dit artikel onderzoekt de unieke ontwikkeling van identiteit bij hoogbegaafde kinderen en de mogelijke impact ervan op de ontwikkeling van hun talenten. Daartoe is een verkenning uitgevoerd van de begrippen hoogbegaafdheid en identiteit, gevolgd door een analyse van hoe identiteitsontwikkeling verschilt bij hoogbegaafde kinderen en hoe dit hun talentontwikkeling beïnvloedt. Als laatste worden mogelijke implicaties voor de praktijk besproken.
Wat is hoogbegaafdheid?
Er is geen eenduidige definitie van hoogbegaafdheid. Sterker nog, er zijn meer dan honderd definities en modellen te vinden in de literatuur. In het verleden werd er voornamelijk gesproken over kinderen met een IQ-score van 130 of hoger als maat voor hoge intelligentie (Dai, 2017). Hierbij gaat het dan om ongeveer 2,3% van de bevolking, waarbij nog onderscheid wordt gemaakt tussen zeer hoogbegaafd (IQ van 145+) en uitzonderlijk hoogbegaafd (IQ van 160+). Inmiddels weten we dat intelligentie niet een vast gegeven is en dat IQ-scores per kind zich kunnen ontwikkelen en kunnen variëren (Hertzog e.a., 2017). Ook is het mogelijk dat een IQ-test de hoogbegaafdheid bij een kind niet aantoont, bijvoorbeeld door faalangst, een gebrekkige klik met de tester of door het diep en te complex denken van het kind. Er is steeds meer aandacht voor hoogbegaafdheid als een ontwikkelbaar construct dat uit meerdere dimensies bestaat.
Vanuit de wetenschap definieert Joseph Renzulli hoogbegaafdheid niet als een vaste eigenschap, maar heeft hij het over hoogbegaafd gedrag, dat tot uiting kan komen indien bovengemiddelde bekwaamheid, creativiteit en taaktoewijding op de juiste manier met elkaar interacteren (Renzulli & Reis, 2017). Hij benadrukt daarbij dat hoogbegaafd gedrag niet bij iedereen voorkomt, niet op elk moment en ook niet in elke omgeving. Zo is in het voorbeeld van Puk wel sprake van hoge intelligentie, maar krijgen haar creativiteit en taaktoewijding geen kans door het gebrek aan passend onderwijs. Een andere visie op hoogbegaafdheid komt van Robert Sternberg. Hij spreekt over succesvolle intelligentie als er een balans is tussen analytische, creatieve en praktische intelligentie. Weer andere modellen bekijken hoogbegaafdheid meer vanuit een systemisch en dynamisch talentontwikkelingsperspectief, waarbij de nadruk ligt op aanleg die ontwikkeld kan worden tot talent door middel van een ontwikkelproces en in interactie met persoonlijke eigenschappen en de omgeving (Gagné, 2017; Ziegler & Heller, 2000).
In de praktijk wordt het zijnskenmerken-model van hoogbegaafdheid regelmatig ingezet om hoogbegaafdheid te beschrijven (Kieboom, 2015). In dit model wordt er, naast een cognitief luik van hoge intelligentie, creativiteit en motivatie, ook gesproken over een zijnsluik van ‘voelen’, waarin perfectionisme (de lat hoog leggen), een sterk rechtvaardigheidsgevoel, hoge gevoeligheid en een kritische instelling maken dat hoogbegaafde kinderen zich anders kunnen voelen dan hun leeftijdsgenoten. Vaak herkennen ouders hun kinderen in deze zijnskenmerken van hoogbegaafdheid. Vanuit ouders hoor je verder ook geregeld dat hoogbegaafde kinderen behoorlijk ‘intens’ kunnen zijn, bijvoorbeeld in het uiten van druk en energiek gedrag, het stellen van 1001 (waarom) vragen, hypergevoeligheid voor bijvoorbeeld harde geluiden, smaken en texturen in eten, labels in kleding, het hebben van een rijke fantasie, een grote behoefte aan autonomie en een sterke eigen wil. Een aantal van deze begrippen zijn te herkennen in de ‘overexcitabilities’, de vijf hypergevoeligheden die vaak worden gesignaleerd bij hoogbegaafde kinderen en volwassenen, zoals beschreven door de Poolse psychiater Kazimierz Dabrowski (Ackerman, 2009).
Hoogbegaafdheid wordt soms ook wel gezien als een asynchrone ontwikkeling. Vanuit dit perspectief wordt hoogbegaafdheid beschouwd als een ongelijke ontwikkeling, waarbij hoge cognitieve capaciteiten en verhoogde intensiteit leiden tot innerlijke ervaringen en bewustzijn die in kwaliteit verschillen van wat als normaal wordt beschouwd (Rinn, 2021). Cognitief zijn hoogbegaafde kinderen meestal het verst qua ontwikkeling, maar ook sociaal, emotioneel en fysiek kunnen ze voorlopen op leeftijdsgenoten. Het asynchrone in deze ontwikkeling betekent dat de verschillende ontwikkelingspaden uit elkaar lopen. Kinderen zijn als het ware ‘out-of-sync’. Puk is bijvoorbeeld cognitief al heel ver, is zich heel bewust van wat anderen van haar vinden maar heeft nog moeite om dit emotioneel goed te verwerken.
Hoewel hoogbegaafdheid dus lastig eenduidig te definiëren is, wordt een IQ-score van 130 of hoger in de praktijk nog steeds als belangrijke graadmeter van hoogbegaafdheid gezien. Het verkennen van andere eigenschappen van hoogbegaafde kinderen is echter ook belangrijk, vooral omdat onderzoek aantoont dat slechts 25% van iemands academische prestaties verklaard wordt door de score op een IQ-test (Siegle & McCoach, 2017). Een onderbelichte factor daarbij is de ontwikkeling van identiteit, als onderdeel van de psychosociale ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen.
Psychosociale ontwikkeling gedurende de levensloop
‘Sarah, zestien jaar oud, voelde een tweestrijd. Ze koestert een diepe passie voor kunst, maar haar familie benadrukt het belang van een conventionele carrière als arts. Ze worstelt tussen hun verwachtingen en haar verlangen naar zelfexpressie. Sarah staat op het punt om keuzes te maken die haar toekomst vormen, maar ervaart niet de vrijheid die ze hierin nodig heeft.’
Naarmate we opgroeien, zijn er verschillende belangrijke taken die we moeten volbrengen. Een van die taken is het vormen van onze identiteit: het proces van het vinden van onszelf en het accepteren van wie we zijn als individu (Vansteenkiste & Soenens, 2015). Daarnaast is het ontwikkelen van autonomie essentieel: terwijl we opgroeien, streven we ernaar om zelfstandige individuen te worden die eigen keuzes kunnen maken. Bovendien is het vinden van intimiteit belangrijk: het aangaan van vriendschappen en later ook intieme relaties, waarin vertrouwen, openheid en gedeelde waarden een grote rol spelen. De drang om doelen te bereiken en erkenning te krijgen speelt ook een belangrijke rol in onze ontwikkeling. Volgens Erik Erikson, die dit concept in de vorige eeuw introduceerde, draait identiteitsontwikkeling om het begrijpen en accepteren van onszelf. Vragen als ‘wie ben ik?’, ‘wat wil ik worden?’ en ‘waar kom ik vandaan?’ staan hierbij centraal (Neihart e.a., 2021, p. 55). In Eriksons uitgebreide levensfasemodel beschrijft hij hoe elke levensfase gepaard gaat met een psychologische ‘crisis’ die opgelost dient te worden. Zoals bijvoorbeeld autonomie vs. twijfel/schaamte in de peutertijd. Lost een peuter deze ‘crisis’ op, dan zijn er psychologische vaardigheden geleerd die belangrijk zijn voor een gezonde psychologische ontwikkeling, in dit geval ‘wil’ ofwel wilskracht.
De vijfde fase van Eriksons model draait om identiteitsvorming in de adolescentie, een cruciale periode die een blijvende invloed heeft op gedrag en ontwikkeling zoals het voorbeeld van Sarah illustreert. Tieners streven in deze fase naar het opbouwen van een persoonlijke identiteit. Succes resulteert in trouw en geloof in zichzelf, terwijl falen kan leiden tot identiteitsverwarring en een zwakker zelfbeeld, waarbij iemand zich niet of minder bewust is van talenten en valkuilen (Rinn, 2021). In de tienerjaren worden veel belangrijke keuzes gemaakt die bepalend zijn voor wie je bent en wie je wilt worden. Het is essentieel dat iemand zoals Sarah de tijd en ruimte krijgt om haar eigen ideeën te verkennen, zodat ze uiteindelijk een weloverwogen keuze kan maken waar ze volledig achter staat, bijvoorbeeld een profielkeuze op school of een studiekeuze. Voortdurende (zelf)reflectie en contact met gelijkgestemden zijn daarbij van groot belang voor identiteitsvorming. Ook een omgeving die autonomie ondersteunt en een gevoel van verbondenheid biedt, met voldoende uitdaging, draagt bij aan de ontwikkeling van identiteit (Ryan & Deci, 2017; Vansteenkiste & Soenens, 2015). Op deze manier krijg je geleidelijk een beter beeld van wie je bent, waar je vandaan komt en waar je naartoe wilt.
Identiteitsontwikkeling bij hoogbegaafde kinderen en jongeren
‘Aylin is een negenjarig meisje met een ongewoon talent voor muziek. Hoewel ze thuis complexe composities creëert, verstopt ze haar gave op school. Aylin past zich aan om bij haar leeftijdsgenoten te passen, omdat haar talent op school niet wordt erkend. Dit aanpassingsproces bemoeilijkt haar zelfontplooiing. Ze camoufleert haar unieke talenten om geaccepteerd te worden, waardoor ze steeds meer afstand neemt van haar ware zelf.’
Het proces van identiteitsontwikkeling bij hoogbegaafde kinderen en jongeren kan behoorlijk complex zijn. Dit komt mogelijk door de soms grote aangeboren verschillen die er zijn ten opzichte van leeftijdsgenoten (Gross, 1998). Denk hierbij aan de ontwikkelingsvoorsprong op cognitief gebied waardoor ze meer, dieper, sneller en complexer kunnen denken, maar bijvoorbeeld ook door een voorsprong in de morele ontwikkeling waardoor een jong kind al een bepaald gevoel van rechtvaardigheid kan hebben, dat nog niet aanwezig is bij andere leeftijdgenoten (Lovecky, 1997). Door deze en andere ontwikkelingsverschillen ontstaat het gevaar dat een hoogbegaafd kind zich gaat aanpassen aan de groep. Hierdoor komen twee belangrijke ontwikkelingstaken met elkaar in conflict. Enerzijds hebben deze kinderen andere leerbehoeften en soms afwijkende interesses ten opzichte van de rest van de klas, maar anderzijds hebben ze er net zo goed behoefte aan om bij de groep te horen, zoals het voorbeeld van Aylin illustreert (Rinn, 2021). Dit kan behoorlijk verwarrend zijn omdat je vaak als jong kind al dan niet bewust een keuze moet maken: zet je een masker op en kies je voor de groep? Of ga je voor het ontwikkelen van je talenten en het vervullen van je leerbehoeften met het risico om buiten de groep te vallen? Als de behoefte aan intimiteit het grootst is, wat heel normaal is bij jonge kinderen, zal een hoogbegaafd kind de sterke leerbehoefte moeten verbergen om op die manier aansluiting te vinden bij leeftijdsgenoten. Dit aanpassen kan veel energie kosten en de leerbehoefte wordt niet vervuld. Dit conflict tussen de zoektocht naar intimiteit en de enorme leerbehoefte is mogelijk het grootste psychosociale dilemma dat een hoogbegaafd kind op te lossen heeft, en kan voor veel wederzijds onbegrip zorgen (Gross, 1998). Als je maar lang genoeg jezelf aanpast aan de ander, wordt het steeds lastiger om je ware zelf te ontdekken. Je accepteert dan als het ware een identiteit waar je je eigenlijk niet prettig bij voelt en je camoufleert je ware identiteit en bijbehorende behoeften. Dit kan voor gevoelens van spanning zorgen, of onzekerheid en twijfelen aan jezelf en dergelijke.
De verwachting van anderen
Het zich aanpassen aan de ander bemoeilijkt dus het proces van identiteitsontwikkeling omdat je het zicht op jezelf, je talenten en valkuilen, interesses en behoeften langzaamaan verliest. Je verbergt je achter een masker en kunt eigenlijk niet jezelf zijn. Er is nog een facet dat de ontwikkeling van identiteit bij hoogbegaafde kinderen in de weg kan zitten. Grote cognitieve vermogens, een bepaalde mate van emotionele sensitiviteit en soms ook grote empathische vermogens zijn vaak al op verrassend jonge leeftijd zichtbaar. Deze eigenschappen maken dat hoogbegaafde kinderen zich al op jonge leeftijd bewust zijn van wat andere mensen van hen vinden (Gross, 1998). Ook vanuit dit proces ontstaat het gevaar dat kinderen zich gaan aanpassen aan de ander, maar dat bewustzijn kan er ook voor zorgen dat de ontwikkeling van de eigen identiteit, het verkennen en aftasten van de omgeving en daar constant op reflecteren, al ver voor de tienerjaren in gang wordt gezet. Ook dit kan een gevoel van vervreemding met zich meebrengen, omdat leeftijdsgenootjes meestal met hele andere dingen bezig zijn. Als het hoogbegaafde kind denkt dat het niet geaccepteerd wordt door leeftijdsgenoten, is de kans groot dat er flink wat tijd en energie gaat naar het bepalen welk gedrag dan wel acceptabel is. Dit gedrag wordt vervolgens overgenomen als een vorm van zelfbescherming. Aangepast gedrag wordt vervolgens langzaam geïntegreerd in het zelfbeeld. Zo worden hoogbegaafde kinderen meesters in het camoufleren en verbergen van wie ze zijn en wat ze kunnen. Een bekend voorbeeld hiervan is het hoogbegaafde kind dat al kan lezen voordat het naar school gaat. Als de leerkracht dit echter niet ziet, stopt het kind al na een paar weken met lezen in de klas en past het zich aan. Of een kind dat thuis al mooie en gedetailleerde tekeningen maakt, maar van school thuiskomt met hetzelfde kraswerk als het kindje dat ernaast zat. Als een kind al vanaf dag 1 leert om op school het eigen potentieel te verbergen, wordt het steeds lastiger om het ware zelf te laten zien.
En wat als het wel lukt?
‘Op een middelbare school bevindt zich een groep getalenteerde leerlingen met uitzonderlijke intellectuele vermogens. Het begeleidingsteam van de school herkent het potentieel van deze leerlingen en besluit een programma op te zetten om deze hoogbegaafde leerlingen te ondersteunen in hun ontwikkeling. Onder hen is Amir, een 14-jarige jongen die opvalt door zijn scherpe geest en creatieve benadering van problemen. Het team moedigt Amir aan om te reflecteren op zijn talenten, passies en doelen. Dit programma omvat zowel academische uitdagingen op zijn interesses, als sociale en emotionele ondersteuning om zijn gevoel van eigenwaarde en identiteit te versterken. Door deze ondersteuning en begeleiding bloeit Amir op. Hij begint zich bewuster te worden van zijn unieke talenten en ontdekt waar zijn interesses liggen. Dit helpt hem niet alleen bij het leren, maar het geeft hem ook meer zelfvertrouwen en een gevoel van richting in zijn leven.’
Een verstoorde identiteitsontwikkeling kan dus samenhangen met problemen bij het herkennen en ontwikkelen van je talenten. Dat een goede ontwikkeling van identiteit leidt tot meer positieve uitkomsten, is gelukkig ook onderzocht. Begin twintigste eeuw startte Lewis Terman zijn welbekende longitudinale onderzoek naar de relatie tussen hoogbegaafdheid en succes. Later zijn deze onderzoeksgegevens ook gebruikt om de ontwikkeling van identiteit te onderzoeken (Zuo & Cramond, 2001). Uit dit onderzoek blijkt dat goede identiteitsontwikkeling een voorspeller is van succes. De groep van hoogbegaafden die in staat waren om een goede identiteit te ontwikkelen, die zich bewust waren van hun talenten, doelen en de richting die ze op wilden in het leven, waren in dit onderzoek het meest succesvol in hun werk. Daarnaast rapporteerden ze ook meer zelfvertrouwen en doelgerichtheid in het leven. De groep van hoogbegaafden die de ontwikkeling van identiteit niet goed hadden doorlopen, waren minder succesvol en gingen min of meer richtingloos door het leven.
Weten wat hoogbegaafdheid inhoudt en een goed ontwikkeld gevoel van identiteit is dus cruciaal voor een goede ontwikkeling en het bereiken van successen op bijvoorbeeld het gebied van werk. Je hebt zicht op je talenten, interesses waarden en drijfveren, wat vervolgens weer richting geeft in je leven. Vansteenkiste en Soenens (2015) noemen dit een goed ontwikkeld ‘intern kompas’. Een dergelijk intern kompas helpt je om keuzes te maken en vormt een stevige basis voor, en geeft richting aan, de ontwikkeling van je identiteit. Een intern kompas maakt je daarnaast ook veerkrachtig omdat je bij zwaar weer weet waar je op terug kunt vallen en van waaruit je keuzes kan maken.
Praktische handvatten
Bij de ontwikkeling van identiteit bij hoogbegaafde kinderen kun je als ouder, leerkracht of begeleider rekening houden met de volgende tips en adviezen:
· Aandacht voor identiteitsontwikkeling. Integreer bewustzijn over identiteitsontwikkeling in je werk en zorg dat je een gezonde identiteitsvorming ondersteunt bij hoogbegaafde kinderen.
· Moedig zelfontdekking aan. Creëer een omgeving waarin kinderen worden aangemoedigd om zichzelf te verkennen en zichzelf te zijn, hun interesses te volgen en talenten te ontwikkelen, ook als deze afwijken van de norm of wat er op school wordt aangeboden.
· Geef ruimte om jezelf te mogen zijn. Moedig kinderen aan om hun ware zelf te uiten en te accepteren. Dit betekent het aanmoedigen van hun unieke persoonlijkheid en niet proberen hen te forceren in de 'norm'.
· Autonomieondersteunend opvoeden. voor ouders is het belangrijk om een autonomieondersteunende opvoedstijl te hanteren. Hierbij staan de leefwereld en de zienswijze van het kind centraal en worden kinderen gestimuleerd om zichzelf te zijn. Dit vergt van ouders een grondhouding die gebaseerd is op nieuwsgierigheid, openheid en vertrouwen.
· Ondersteuning bij aanpassing. De behoefte om bij de groep te horen versus de sterke leerbehoefte is een groot dilemma voor hoogbegaafde kinderen. Kijk of je kinderen hierin kunt zien en begeleiden.
· Peer contact. contact met ontwikkelingsgelijken is van groot belang voor de ontwikkeling van identiteit. Zo kunnen hoogbegaafde kinderen zichzelf spiegelen aan anderen zonder zichzelf te hoeven aanpassen. Op school kan dit bijvoorbeeld in plusklassen, waarbij de leerkracht niet alleen aandacht moet hebben voor de leerbehoefte maar ook voor de psychosociale ontwikkeling. Daarnaast zijn er ook buitenschoolse mogelijkheden waar hoogbegaafde kinderen elkaar kunnen ontmoeten.
· Psycho-educatie. Hierdoor kunnen kinderen en ouders leren wat hoogbegaafdheid inhoudt, welke unieke talenten hierbij horen maar ook welke valkuilen er zijn. Dat kan kinderen helpen om een gezond zelfbeeld op te bouwen, zeker als ze pas op latere leeftijd ontdekken dat hoogbegaafdheid een rol speelt. Daarnaast is het ook van belang dat professionals die met kinderen werken basiskennis hebben van hoogbegaafdheid.
· Aandacht voor ouders. Omdat intelligentie deels erfelijk is, kunnen ouders wier kind als hoogbegaafd is geïdentificeerd, ook naar zichzelf gaan kijken. Vaak herkennen zij eigenschappen van hoogbegaafdheid bij zichzelf, terwijl dit nooit eerder ter sprake is gekomen. Het integreren van deze nieuwe identiteit kan een uitdagend proces zijn.
Tot slot
In dit artikel wordt hopelijk duidelijk hoe complex de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen kan zijn, zeker in het licht van identiteitsvorming. Het belang van een goed ontwikkeld zelfbeeld en identiteit wordt benadrukt als cruciaal voor het ontplooien van talent en succes in het leven. De complexiteit van dit proces, waarbij hoogbegaafde kinderen vaak moeten balanceren tussen zich aanpassen aan de groep en hun eigen leerbehoeften nastreven, komt duidelijk naar voren als groot dilemma. Een verstoorde identiteitsontwikkeling kan resulteren in een gebrek aan erkenning van hun talenten en doelen, wat op zijn beurt invloed heeft op het succes in latere levensfasen. Het is daarom van groot belang om deze kinderen de ruimte te geven om zowel hun identiteit als hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, zodat ze een stevig fundament kunnen leggen voor een betekenisvolle en succesvolle toekomst. Het is noodzakelijk dat de omgeving – zowel thuis als op school – hen ondersteunt in dit proces, hen uitdaagt en ruimte biedt voor zowel sociale als psychologische ontwikkeling. Want pas wanneer zij in staat zijn hun eigen identiteit te omarmen, kunnen zij hun volledige potentieel ontwikkelen en bijdragen aan de maatschappij op een manier die recht doet aan hun unieke talenten. Het is aan ons allen om hun de ruimte daarvoor te bieden, zodat zij niet alleen gezien worden, maar ook gewaardeerd en gestimuleerd worden in hun unieke groei. Een gezonde identiteit werkt als een innerlijk kompas dat richting geeft aan je toekomst en veerkracht biedt, ook in moeilijke tijden.
Andries Rhebergen
Literatuur
Ackerman, C. M. (2009). The essential elements of Dabrowski’s theory of positive disintegration and how they are connected. Roeper Review, 31(2), 81-95. https://doi.org/10.1080/02783190902737657.
Dai, D. Y. (2017). A history of giftedness: A century of quest for identity. In: S.I. Pfeiffer, E. Shaunessy-Dedrick, & M. Foley-Nicpon (Eds.), APA handbook of giftedness and talent (pp. 3-23). American Psychological Association. https://doi.org/10.1037/0000038-001.
Gagné, F. (2017). Academic talent development: Theory and best practices. In: S.I. Pfeiffer, E. Shaunessy-Dedrick, & M. Foley-Nicpon (Eds.), APA handbook of giftedness and talent (pp. 163-183). American Psychological Association. https://doi.org/10.1037/0000038-011.
Gross, M. U. M. (1998). The ‘me’ behind the mask: Intellectually gifted students and the search for identity. Roeper Review, 20(3), 167-174. https://doi.org/10.1080/02783199809553885.
Hertzog, N. B., Mun, R. U., DuRuz, B., & Holliday, A. A. (2017). Identification of strengths and talents in young children. In: S.I. Pfeiffer, E. Shaunessy-Dedrick, & M. Foley-Nicpon (Eds.), APA handbook of giftedness and talent (pp. 301-316). American Psychological Association. https://doi.org/10.1037/0000038-020.
Kieboom, T. (2015). Hoogbegaafd. Als je kind (g)een Einstein is. Lannoo Opvoeding.
Lovecky, D. V. (1997). Identity development in gifted children: Moral sensitivity. Roeper Review, 20(2), 90-94. https://doi.org/10.1080/02783199709553862.
Neihart, M., Pfeiffer, S. I., & Cross, T. L. (2021). The Social and Emotional Development of Gifted Children: What do we Know? Prufrock Press.
Renzulli, J. S., & Reis, S. M. (2017). The three-ring conception of giftedness: A developmental approach for promoting creative productivity in young people. In: S.I. Pfeiffer, E. Shaunessy-Dedrick, & M. Foley-Nicpon (Eds.), APA handbook of giftedness and talent (pp. 185-199). American Psychological Association. https://doi.org/10.1037/0000038-012.
Rinn, A. N. (2021). Social, Emotional, and Psychosocial Development of Gifted and Talented Individuals. Prufrock Academic Press.
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-Determination Theory: Basic Psychological Needs in Motivation, Development, and Wellness. The Guilford Press.
Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (2015). Vitamines voor groei ontwikkeling voeden vanuit de zelf-determinatietheorie. Acco Learn.
Ziegler, A., & Heller, K.A. (2000). Conceptions of giftedness from a meta-theoretical perspective. In: K. A. Heller, F. J. Mönks, R. J. Sternberg, & R.F. Subotnik (Eds.), International handbook of giftedness and talent (pp. 3-21). Elsevier Science.
Zuo, L. & Cramond, B. (2001). An Examination of Terman’s Gifted Children From the Theory of Identity. Gifted Child Quarterly, 20(3), 251-259.